Ontroerende gastvrijheid
B. heeft woord gehouden. In de ijzige koude komt hij ons halen om de omgeving te laten zien. Het wordt een ontroerend tochtje, met zelfgemaakt brood, zelfgebrouwen bier en frisdrank voor de kinderen.
Oudejaarsavond 2022. Met een smeulende aansteeklont brengen we een Chicken Box tot explosie, goed voor16 wowowowow-momenten. Vanuit de verte klinkt applaus. Op het kruispunt bij Hörsne Kyrka hebben ze de bollen ook uiteen zien spatten. Iets na de jaarswisseling van 2021 naar 2022 hadden we van buurvrouw Gun geleerd dat je in Zweden klokslag 12 de lucht in moet met je vuurwerk. Gelukswensen komen later. Nu zijn we mooi op tijd. De plofkip doet het fantastisch.
We omhelzen elkaar en wensen iedereen het beste van het beste. De buren hebben zelfgemaakt bier meegenomen, in een jerrycan. Het spul heeft ze aardig te pakken, maar we drinken een glas mee. Daar ben je buren voor.
“Het leeft nog”, zegt B, Guns zwager, die het gebrouwen heeft.
“Het gist lekker”, knikt Doutzen.
“Zoet als honing”, zegt B.
We lachen om niets.
“Ik zou jullie de omgeving willen laten zien”, zegt B. in zijn beste Engels, na minuten te hebben gezwegen.
“Dat komt van de zomer wel”, reageert T., de zoon van Gun, alsof hij ons ergens voor wil behoeden.
“Nee, deze week”, volhardt B.
Hij houdt woord.
Donderdag10 uur staar hij voor de deur met zijn Suzuki 4Wheel Drive en iets te zachte banden. We stappen in en prijzen onze waterdichte winterschoenen die we een dag eerder hebben gekocht. Het is fris, windkracht 4 en natte sneeuw.
De eerste plek die we bezoeken is een waterval. Die hebben we wel eens in de verte horen ruisen, maar wisten niet van zijn bestaan. We waden door de blubber van een akker en zien Gothemsån, het langste riviertje van Gotland, zich kolkend een weg door landschap banen. Het anders zo kalme stroompje is onherkenbaar. In de zomer staat het water voor ons huis vaak zo laag dat we bang zijn dat de rivierbedding uitdroogt.
“In de herfst en de lente treedt hij altijd buiten zijn oevers en zet een groot deel van het land onder water.”
“Eh?” We kunnen het niet geloven.
Om zijn gelijk te bewijzen rijdt B een eind door, naar een schitterende vlakte die een groot meer blijkt te zijn; een meer dat ‘s zomers niet bestaat.
“See?”, zegt B. “Just like a sea.”
Hij stuurt zijn Suzuki in één ruk door naar Hörsne Prästänge, een klein natuurreservaat, dat we zelf al eens hebben ontdekt. Je kan er fijn wandelen. Maar vorig jaar graasden er Schotse hooglanders en schapen met horens en was alles afgezet met zoveel schrikdraad dat hond Charley er de zenuwen van kreeg. Nu is er geen draad meer, en gras evenmin. Het is er heerlijk. B. haalt een gastenboek uit de brievenbus die aan een blokhut zit gespijkerd.
‘Hörsne, je bent prachtig’, schrijven we. ‘Liefs van de Boobars’.
Vereeuwigd in ons eigen Zweedse dorp. Alweer een droom vervuld.
<Vinkje>
Of we de ruïne ook kennen, vraagt B.
“Die in Visby?”, proberen we.
“Nee, die van Bara.”
Op hetzelfde moment draaien we een paadje op dat langs het gemeenschapshuis (bygdegard) en een uitgestrekt grasveld naar een ruïnekerkje leidt. B. vertelt zoveel hij kan. We leren dat ons dorp zijn best doet het bouwwerk uit de dertiende eeuw zo goed mogelijk te bewaren. Ze metselen loszittende stenen vast en hebben een versiering gerestaureerd. Het kerkje blijkt nog te worden gebruikt voor bruiloften en muziekoptredens. T, de zoon van buurvrouw Gun, trouwde er in de zomer van 2022. En B. was er decennia geleden ook in het huwelijk getreden, met een Oekraïense vrouw die de stilte van Gotland niet aankon en naar Stockholm verhuisde.
Nu weten we waarom B. vloeiend Engels spreekt en onze buurvrouw geen woord. Ze zijn van dezelfde leeftijd, maar hij had een goede reden.
Inmiddels woont hij alleen met zijn hond in een groot huis, niet ver van het onze. Hij gebruikt slechts twee vertrekken. De meeste woon-, eet- en slaapkamers zijn nog zoals zijn ex ze waarschijnlijk achterliet. We stappen letterlijk de geschiedenis in en worden er emotioneel van. Er hangen veel lijstjes met foto’s. Het hoogtepunt is het familieportret dat B. van zijn ouders, zijn vijf broers en zichzelf maakte met een zelfontspanner. Het is een kunstwerk, zo beeldend.
B. rijdt een eindje terug, langs het grasveld bij de kerkruïne, en vraagt ons uit te stappen. Hij wil zijn Varpa Club (Bara IF) nog even laten zien. Varpa is een Zweedse sport die verder alleen in Slovenië wordt beoefend. Je werpt een plat stalen gewicht, waarin vingerafdrukken zijn aangebracht, over een afstand van 18 meter richting een flinterdun, houten paaltje dat rechtop in het gras staat. Wie het dichtstbij bij het doelwit is, wint. B. is een keer Zweeds kampioen geweest, ondanks het gemis van een wijsvinger die hij per ongeluk afzaagde tijdens een constructieklus.
Hij leidt ons rond in de koude kantine. Aan de muur hangt een brief van de koninklijke familie naast een prijzenkasten die B. heeft getimmerd. In een andere kast prijkt een foto van Gun, onze buurvrouw. B. vertelt dat ze een geduchte varpa-speler is geweest. Ze had een relatie met B’s broer die al op zijn 50ste overleed. We herkennen Gun meteen, al is de foto meer dan dertig jaar geleden genomen.
Het ruikt ouderwets lekker in de kantine.
Omdat we willen weten hoe varpa werkt, neemt B. ons mee naar buiten en geeft een kleine demonstratie. Het is de kunst om het gewicht te laten zeilen, door een slice-beweging met de pols te maken, maar dat valt niet mee met een gewicht van 3 kilo zonder warming-up en temperaturen rond het vriespunt.
Tijd voor lunch, vindt B. In de zomer spelen we verder. Hij heeft er werk van gemaakt, blijkt als hij een picknickmand vol eten en drinken uit de kofferbak van zijn 4wheeldrive haalt. Het brood is zelf gebakken en belegd met kaas en ham. Verder heeft hij koffie en thee meegenomen, een Gotlandse kerstdrank, cola, Sprite en een beetje zelfgebrouwen bier dat hij in een plastic flesje heeft laten ‘lopen’.
“Eat”, maant B. “Eat.”
We kijken elkaar aan. Dit zijn we niet gewend. Het raakt als iemand zoveel moeite voor je doet, terwijl hij je niet kent en ook niet weet wat hij kan verwachten. B’s gastvrijheid is ontroerend.
We eten het brood. We drinken thee, koffie en het fris en nemen een glas van het bier.
“Het leeft nog”, lacht B.
“Het gist nog flink”, knikt Doutzen.
“Volgende week smaakt het beter.”
Nee, beter dan dit zal het niet zijn, weten we.
Enkele dagen geleden wensten we elkaar geluk. Nu hebben we het gevonden.